donderdag, 29 maart 2012 21:11

Impressie rechtzaak zaak Boers vs de Burgemeester van Utrecht

Op 8 maart jl. boog de bestuursrechter zich over de vraag of mevrouw Boers tijdelijk of permanent recht heeft op een paspoort zonder daarvoor vingerafdrukken te moeten afgeven en deze samen met een gezichtsscan te laten opslaan in de chip van het document en in een databank van de overheid.

Mevrouw Boers deed een emotioneel beroep op de rechter om in ieder geval haar recht op een tijdelijk paspoort voor de duur van de procesgang te erkennen. (toelichting…)

De rechter toonde zich betrokken, oplettend en kritisch, en stelde zeer scherpe vragen. Met name mr. Palmboom, die de landsadvocaat mr. Bitter verving, en gemachtigde ambtenaar Aksel van het ministerie BZK werden aan de tand gevoeld over de voortgezette afname en opslag van vingerafdrukken, ondanks de toezegging van de minister vorig jaar april om met de opslag in databases te stoppen en enkel nog door te gaan met de verwerking ervan in de paspoortdocumenten. Volgens verweerder was het belang van het doorgaan met het opslaan van vingerafdrukken vooral gelegen in de noodzaak om de wet strikt uit te voeren totdat deze formeel gewijzigd is.

Daarnaast wilde rechter weten welk belang verweerder had bij de afname en tijdelijke opslag van vier vingerafdrukken voor de aanvraag van een paspoort, terwijl er twee helemaal niet meer kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze verzameld waren, nl: voor opslag in een reisdocumentenadministratie voor identificatiemogelijkheden na de afgifte van het document.

 

Mr. Palmboom hield vol dat er evenwel nog steeds een groot maatschappelijk belang gemoeid was bij de afname van twee extra vingerafdrukken: er zou met die andere twee wel eens iets mis kunnen gaan tijdens de fabricage van het document. Dan waren die andere twee er tenminste nog, zo betoogde zij, en hoefde de aanvrager niet opnieuw naar de balie als er een nieuw document moest worden vervaardigd. Deze redenering komt niet eens in de buurt van de ‘pressing social need’ die volgens het EVRM noodzakelijk is om de privacyinbreuk te kunnen rechtvaardigen. Een belachelijk argument dat aantoont dat de overheid zélf het verzenden van de vingerafdrukken naar de fabrikant en het terugsturen van de documenten naar de gemeente kennelijk zo onbetrouwbaar inschat dat er in dat proces van alles mis kan gaan. Daardoor haalt verweerder het gebruik van de vingerafdruktechnologie überhaupt onderuit.

Blijkbaar onder het motto 'als je één vinger geeft pakken we je hele hand’ kwam verweerder daarenboven met het argument dat de hoeveelheid afgegeven vingerafdrukken voor de privacyinbreuk niet uitmaakt. Een zwak pleidooi omdat elke inbreuk op een mensenrecht even zwaar telt, iedere vingerafdruk uniek is en iedere gedwongen afgifte er een is.

Daar komt bij dat de voortgezette afname en opslag van de twee extra vingerafdrukken, nu de wettelijke grondslag daarvoor is komen te vervallen, sowieso een ongerechtvaardigde inbreuk, dus een schending vormt van art. 8 EVRM. Eiseres heeft derhalve, naast haar bezwaar tegen de inbreuk op haar privacy door de verplicht gestelde afgifte van haar vingerafdrukken, alle recht om ook de nog veel verdergaande schending van haar grondrechten aan te vechten waar het om gevoelige gegevens gaat die doelloos worden verzameld en opgeslagen. Gegevens waar bovendien nog niet van bekend is of ze ooit echt verwijderd kunnen worden uit de digitale overheidsregisters en niemand momenteel kan overzien wat er met zijn of haar gegevens kan gebeuren nu deze, volgens de informatie van het ministerie, na de uitgifte van een document de status van ‘niet raadpleegbaar’ krijgen.

Wat verder opviel, was dat mr. Palmboom, in navolging van het verweerschrift van mr. Bitter1 glashard volhield dat de Inlichtingen– en veiligheidsdiensten niet zouden kunnen beschikken over de biometrische gegevens. Dit ondanks het feit dat recentelijk, tijdens de zitting van de Rb. Amsterdam op 25 januari 2012, in de gezamenlijk behandelde zaken van Jongelen en Roest, mr. Bitter en Aksel op doorvragen van de rechter knarsetandend hadden toegegeven dat dat toch wel zo was. Aangezien deze erkenning openbaar geschiedde voordat het verweerschrift i.c. op 27 januari werd ingediend, en dus ook vòòr de zitting in Utrecht, moet ontstellend genoeg, geconstateerd worden dat de landsadvocaat hiermee haar ambtseed heeft geschonden.2

 

Men kan zich met rede afvragen waaróm de landsadvocaat de rechter bewust onjuiste informatie heeft voorgeschoteld. Wellicht dacht de landsadvocaat dat ze de Utrechtse bestuursrechter net als in de zaak Koopmans, die ook in Utrecht diende, met succes zou kunnen voorhouden dat de AIVD en de MIVD absoluut niet ‘bij de gegevens’ zouden kunnen. Zou zij werkelijk de rechter zo laag inschatten dat deze bij zijn afweging geen gebruik zou maken van de processtukken uit de vergelijkbare rechtszaken, waardoor er nog meer Utrechtse jurisprudentie zou ontstaan die voorbij gaat aan het bestaan van de Wet op de inlichtingen– en veiligheidsdiensten ?

Het bewust verkeerd informeren van de rechtbank vorm een schending van de advocateneed en obstructie van een behoorlijke rechtsgang. Dat geeft te denken over welke werkelijke onderliggende belangen verweerder er toe drijven om zich tot dit soort praktijken te verlagen.

In ieder geval staat als een paal boven water dat de procesgang ernstig wordt gefrustreerd door de grimmige troeven uit de juridische trukendoos van de landsadvocaat, die bij de ene rechtbank na jaren procederen eindelijk moet toegeven dat ze de rechtbank valse informatie verstrekte, maar dat nog geen maand later schaamteloos bij een andere rechtbank opnieuw doet. Minachting van de rechterlijke macht druipt ervan af; het is fnuikend voor de rechtspositie van de burger die in rechte optreedt tegen de Staat en een aantasting van de rechtsstaat en het vertrouwen daarin.


De bekendmaking van de uitspraak staat gepland op 19 april 2012 (2 ½ week na de zitting in hoger beroep bij de Raad van State van 3 andere ‘vingerafdrukweigeraars’ zaken )

1 “Andere diensten zullen ook geen gebruik kunnen maken van de gegevens uit de reisdocumentadministratie (§ 4.1.21, dd. 27 jan 2012)”.

2 Art. 3(2) Advocatenwet: “"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn”.

Meer in deze categorie: « Zaak Roest Zaak Eversteijn »