dinsdag, 10 november 2015 14:16

Mislukte Verwijsindex Risico Jongeren uitgebreid naar Verwijsindex Risico Jongeren en Gezinnen

- zoveelste mislukte overheids ICT systeem  - niet afgeschaft maar uitgebreid -

 Voorgeschiedenis

Na de moord in 2006 op de 12-jarige Gessica ( het Maasmeisje) en de driejarige Savanna in 2004, kwam vast te staan dat kleine kinderen onvoldoende bescherming bleken te krijgen ook al waren de gezinnen waarin zij leefden bekend en onder behandeling van tal van zorginstanties. De jeugdzorg faalde, en zorgverleners uit allerlei disciplines werkten in zo’n mate langs elkaar heen dat dit soort schokkende moorden onder hun handen bleken te kunnen plaatsvinden.

Dat er een eind aan deze situatie moest komen was overduidelijk. De oplossing waarmee de overheid meende grip te kunnen krijgen op vergelijkbare noodsituaties en deze hoopte te kunnen voorkomen  werd, zoals bij andere problemen, ook dit keer weer gezocht in het heil wat geacht werd te komen van een grootschalige overheids ICT-systeem. Er zou een verwijsindex risico Jongeren moeten komen, waarin hulpverleners onderling risicosignalen over kinderen zouden moeten gaan uitwisselen.  

Op 2- 7-2009 diende  toenmalige minister van Jeugd en Gezin Rouvoet (CU) daarvoor een wetswijzigingsvoorstel in op de Jeugdzorgwet, dat op 2 februari 2010 door de Eerste Kamer werd goedgekeurd. aangenomen (EK 31.855, A.) NB waarbij de motie tegen het registreren van etnische identiteit werd verworpen.

Professionele hulpverleners en organisaties die met jongeren tot 23 jaar werken zijn sinds augustus 2010 bevoegd om meldingen in de Verwijsindex Risicojongeren te doen. Meldingen kunnen worden gedaan indien een redelijk vermoeden bestaat dat de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling van de jongere daadwerkelijk worden bedreigd. Indien er tenminste twee meldingen over dezelfde jongere in het systeem voorkomen, is er sprake van een zogenoemde match. Bij een match wordt er vervolgens een signaal per e-mail gezonden naar alle meldingsbevoegden die de betrokken jongere hebben gemeld. Zij kunnen dan contact met elkaar opnemen en informatie over de jongere uitwisselen.

De meldingen komen via lokale en regionale verwijsindexen in het landelijke VIR terecht.

Doel

De opzet van de verwijsindex was om ‘vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van risicojongeren die bepaalde risico’s lopen te bevorderen’.  Hulpverleners die het vermoeden hadden dat een kind om een of ander reden lichamelijk of mentaal risico zou lopen werden geacht dat in de verwijsindex melden. Dat varieert van meldingen over ( al dan niet vermeende) leerachterstand, schoolverzuim, het plegen van een winkeldiefstal  tot de kans die men denkt dat het kind loopt om slachtoffer te worden van  mishandeling.  

Alle organisaties in de 'jeugdketen' kunnen op de verwijsindex worden aangesloten. Waarbij opmerkelijk is dat in Rotterdam,  de stad die telkens voorop loopt bij het screenen van de bevolking, ook de politie op het systeem is aangesloten.

De verwijsindex bevat zelf geen inhoudelijke informatie, maar houdt alleen het aantal risicomeldingen bij. Bij twee of meer meldingen worden de aanmeldende instanties hierover geïnformeerd, waarna zij zelf passende actie dienen te ondernemen.

Een melding gebeurt op basis van 'meldcriteria', die zo'n beetje de hele leefomgeving van de jongeren bestrijken: materiële omstandigheden, gezondheid, opvoeding, gezinsrelaties, onderwijs, werk en sociale omgeving buiten het gezin en school.

Het idee hierbij was dat hulpverleners onderling, zodra er meerdere meldingen waren, beter inzicht zouden krijgen in de situatie van het kind en hun werk op elkaar zouden gaan afstemmen. Alle 65 Jeugdzorg regio’s moesten zo’n systeem opzetten en vervolgens op de landelijke verwijsindex aansluiten.

Middel ongeschikt

Enkele van de grootste bezwaren tegen het systeem zijn dat er geen helderheid of overeenstemming is tussen hulpverleners over wat er al dan niet gemeld hoort te worden.

Het ministerie heeft geprobeerd om de criteria op te leggen waarmee professionals kunnen toetsen of een risico moet worden gemeld. 'Het gaat van een van school gestuurd kind tot een krappe woning', zegt Lecluijze in haar promotieonderzoek naar de werking van de verwijsindex.. 'Maar de criteria zijn zo ruim geformuleerd dat bijna ieder kind als risico zou moeten worden geregistreerd.' Wel of niet melden is nu in de praktijk vooral een weinig onderbouwde individuele inschatting.

Van enige overeenstemming over welke zaken men meldenswaardig vindt is tussen de verschillende zorgverleners, en zorgregio’s geen sprake.  Ook hoe er vanuit de verschillende beroepsgroepen  wordt gedacht over eventuele risico’s loopt ver uiteen. Zo ver dat er matches in risicomeldingen ontstaan vanuit de verontrusting van een onderwijskracht die meent te zien dat een kind qua leerprestaties achterblijft bij wat er van het kind verwacht wordt met consultatiebureau observaties dat een ondernemend kind wat niet graag stilzit relatief vaker blauwe plekken heeft dan kinderen die weinig buiten komen.

Voorbeelden van meldingen volgens de overheidscriteria zijn ook bijvoorbeeld: 'De jeugdigen heeft geen hobby's of interesses' en 'Het gezin/de jeugdige verhuist regelmatig'. Dat er nu al veel onterechte meldingen zijn, constateerde dagblad Trouw. Een gezin kan er aan onderdoor gaan.

Heel groot bezwaar vormt bovendien dat hulpverleners zich, om tal van andere redenen eveneens op grote schaal van het gebruik van de index distantiëren.

Uit het promotieonderzoek "the wrong tool for the job" van Inge Lecluijze  en het onderzoek wat Anne Schepers voor de Correspondent deed komt bijvoorbeeld duidelijk naar voren dat veel hulpverleners weigeren om kinderen aan te melden omdat ze zich niet schuldig wensen te maken aan het stigmatiseren van kinderen die men juist probeert te helpen. Ook de angst dat gegevens in handen komen van mensen en instanties die daar niks mee nodig hebben is een voorname reden ( van medische gegevens die inzichtelijk worden voor ambtenaren die enkel de financiële afwikkeling van zorgtoeslagen dienen te controleren, tot personalia van de melders die liever niet te boek staan dat zij een kind of gezin als risicofactor aanwijzen).Evenals de verkeerde match interpretaties die tot een risicoscore leiden omdat foute, gedateerde of uit het verband gerukte gegevens  tot negatieve conclusies kunnen leiden die schadelijk zijn voor een kind. Hulpverleners wijzen ook op de negatieve werking van de index omdat het contraproductief werkt bij het opbouwen van een vertrouwensrelatie met een kind en met de ouders. Hulpverleners willen ook niet zelf te boek komen staan dat ze een kind als risicojongere hebben bestempeld. Een term die op zich al een negatieve lading  geeft, die strijdig is met een gezonde insteek van opvoeden en het geven van onderwijs of hulpverlening. 

Burgerrechtenvereniging Vrijbit waarschuwt daarbij ook al jaren tegen het feit dat de meldingen voor een deel bestaan uit subjectieve beoordelingen. Een ‘stil kind’ kan de ene persoon immers als verontrustend ervaren terwijl een ander daar juist een positieve potentie in ziet.

En tegen het gevaar dat de institutionalisering van het omgaan met kinderen als datapakketten hen reduceert tot zorgsubjecten/  risico objecten, waarmee de ontmenselijking binnen de organisatie van de Zorgsector ook binnen de Jeugdzorg verder doorzet.  

Overheid hardleers

Op 4-11 luidt de harde conclusie van gezondheidswetenschapper Lecluijze: De verwijsindex leidt maar in weinig gevallen tot betere hulp aan een kind en werkt niet waar hij voor bedoeld was, namelijk voor het tijdig opsporen van ‘nieuwe’ risicokinderen die anders onder de radar van de hulpverlening zouden zijn gebleven. Zij stelt dat de huidige Verwijsindex niet past in de dagelijkse praktijk van professionals en niet functioneert zoals verwacht. Dat  de veerkracht van jeugdzorgpraktijken er niet door versterkt wordt maar, integendeel hij ‘het veld’ verzwakt. Haar proefschrift biedt aanknopingspunten voor een alternatieve beleidsaanpak in de jeugdzorg. “Deze alternatieve aanpak moet de risico-regelreflex beheersen, reflexiviteit en collectief leren stimuleren en het leven van kinderen proberen te verbeteren zonder een naïef geloof in maakbaarheid uit te drukken.”

Maar zoals bekend van eerdere ervaringen met falende grootschalige overheids ICT projecten, wordt gefundeerde kritiek gegeneerd en wimpelen de verantwoordelijke bewindslieden kritiek waar ze niet helemaal onderuit kunnen komen af met woorden als ’ik herken mij hier niet in’.

Eerder werd in het eerste officiële evaluatierapport, dat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid werd uitgevoerd, begin december 2012 ook al geconcludeerd dat de Verwijsindex Risicojongeren' voor jongeren die afwijkend gedrag vertonen nauwelijks betere hulp op levert.  De Privacybarometer typeerde daarop een dag later de inmiddels bekende reflex van de overheid om bij gebleken falen van registratiesystemen  hier niet mee te gaan stoppen maar juist te gaan uitbreiden. Zie:Evaluatierapport blijkt promotiepraatje voor uitbreiding registratie’.  

Bij de invoering van de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015, toen de gemeenten eerstverantwoordelijk werden voor de Jeugdhulp bleef de Verwijs Index daar tegen het advies van de Raad van State in, onderdeel van uitmaken. In één moeite door werd bij deze zogenaamde ‘decentralisatie’ operatie bovendien snel geregeld dat de index niet alleen meer gebruikt diende te worden voor meldingen over jongeren, maar in het kader van de ‘door de landelijke overheid de verwijsindex voor jongeren uitgebreid naar een risico meldingsysteem waar hele gezinnen als potentieel risico aangemeld kunnen worden.

Staatssecretaris voor VWS van Rijn (PvdA) liet per brief op 15-6-2015 aan de Tweede kamer vervolgens ook nog weten dat hij er, samen met zijn medebewindslieden van de VVD vanuit het ministerie voor Veiligheid & Justitie, de gemeentes achter de vodden zou blijven zitten om de verwijsindex volop te gaan gebruiken.’om dat de VIR zeker toegevoegde waarde heeft en die ook in de nieuwe Jeugdwet kan hebben.’

Meer weten over de nieuwe SyRi maatregelen waar iedere burger die aanspraak maakt op enige vorm van sociale voorziening , door de gemeentes en overheidsinstanties,  aan onderworpen kan worden volgens het systeem uit de koker van vicepremier Asscher (PvdA)? Lees het artikel op de Privacybarometer ‘Doorlichten burgers sociale zekerheid met behulp van SyRI’ .

Best handig concludeert de video op http://www.verwijsindex.tv

.............................zonder vermelding voor wie het nou zo handig is om kinderen en hele gezinnen op naam, adres en Burgerservicenummer vermelding als potentieel risico voor de komende jaren te gaan bestempelen.

De overheid heeft er in elk geval weer een centraal burgerregistratiesysteem bij, zonder dat de Rijksoverheid daar rechtstreekse verantwoordelijkheid voor draagt of geld in hoeft te steken…… al zal de alerte burger de Rijksoverheid wel kunnen aanspreken op de systeemverantwoordelijkheid van een systeem wat zeker in samenhang met het verfoeilijke Systeem Risico Indicatie (SyRI) de belichaming vormt van de wijze waarop de regering de iedere burger per definitie als potentiële oplichter wantrouwt.

Meer weten over de nieuwe SyRi maatregelen waar iedere burger die aanspraak maakt op enige vorm van sociale voorziening , door de gemeentes en overheidsinstanties,  aan onderworpen kan worden volgens het systeem uit de koker van vicepremier Asscher (PvdA)? Lees het artikel op de Privacybarometer ‘Doorlichten burgers sociale zekerheid met behulp van SyRI’ .