Voorgeschiedenis
Naar aanleiding van de vermoordde meisjes Savanna in 2004 en Gessica ( het Maasmeisje) in 2006 ontstond grote maatschappelijke onrust. Met name omdat tal van hulpverleners, die in beide gevallen al betrokken waren bij de risicovolle situatie waarin deze kinderen leefden, niet hadden weten te voorkomen dat de kinderen, zodanig in de steek werden gelaten dat dit had kunnen gebeuren.
Grote druk werd hierdoor gelegd op minister Rouvoet, waarvoor als als zoenoffer voor de deelname van de Christen Unie aan het kabinet Balkenende IV, een apart ministerie voor Jeugd en Gezin in het leven was geroepen tussen 2007 en 2009.
Om betere samenwerking tussen hulpverleners te bewerkstelligen en in de hoop dat men met een tijdige signalering dit soort ellende zou weten te voorkomen, werd er een technische oplossing bedacht: een landelijk ICT systeem de ‘Verwijs Index Risico Jongeren’ (afgekort als VIR).
Begin 2009 werd hiervoor een wetswijzigingsvoorstel op de Jeugdzorgwet ingediend. ‘Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van risicojongeren die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risicojongeren)’ (31.855).
Dit voorstel werd op 2 juli 2009 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 26 januari 2010. Tijdens de behandeling is de motie-Engels (D66) c.s. inzake de bezwaren tegen de registratie van etniciteit (EK 31.855, H) ingediend maar verworpen.
Binnen een jaar tijd, werd op 2 februari 2010 door de Eerste Kamer met het voorstel ingestemd. ChristenUnie, SGP, CDA, SP, PvdD, VVD en PvdA (met uitzondering van de leden Tan en Meurs) stemden voor.
Systeem Indexering Risicojongeren
De opzet van het systeem was dat er regionale ICT meldingssystemen zouden worden opgezet in alle 65 ‘Jeugdzorgregio’s’, met aansluiting op één centraal landelijk systeem.
Zoveel mogelijk hulpverlenende instanties, en organisaties die bij de zorg voor jongeren betrokken waren zouden toegang tot het meldsysteem moeten krijgen. Waardoor er meldingen gedaan konden worden vanuit uiteenlopende disciplines variërend van de hulpverlening, het onderwijs tot en met politiediensten.
Iedere professional die met kinderen werkte en aanwijzingen of vermoedens had dat een kind gevaar liep om door materiële of immateriële oorzaken geschaad te worden in zijn of haar ontwikkeling, werd geacht dat in de index te vermelden. Van de kinderen werd daarbij het BSN nummer, etniciteit, de naam en het woonadres vermeld+ wie de melding had gedaan.
Zodra meerdere mensen over hetzelfde kind een melding maakte werd dat als ‘match’ geclassificeerd en kregen de melder bericht van wie er ook een melding had gedaan, met de bedoeling dat men hierover dan vervolgens zelf met elkaar hierover contact zou gaan opnemen.
De rijksoverheid stelde criteria op, waarover meldingen konden worden gedaan. Zo'n beetje de hele leefomgeving van de jongeren kwam voor melding in aanmerking. Van materiële omstandigheden als kleine behuizing tot schoolverlaten, van aanmerkingen op de opvoeding of gezinssamenstelling, van signalering van ‘afwijkend gedrag tot het niet hebben van hobby’s of vrienden, tot meldingen van mogelijke mishandeling. De criteria zijn zo ruim genomen dat in feite álle jongeren tot 23 jaar in aanmerking komen om DOOR HET SYSTEEM als risico jongere bestempeld te worden.
Ouders dienen formeel op de hoogte te worden gebracht als er een melding wordt gedaan over het kind waar zij de ouderlijke macht over hebben. In de praktijk werkt dat niet omdat ouders meldingen, dat hun kind een risicokind zou zijn, op grote schaal veroordelen als schending van de privacy èn als aantasting van de vertrouwensrelatie met professionals die bij hun kind betrokken zijn. Hulpverleners denken daar veelal hetzelfde over en willen bovendien ook liever niet als aangever geïdentificeerd worden.
Verwijsindex werkt niet
Dat de verwijsindex doorgaans niet leidt tot een betere samenwerking tussen hulpverleners, en andere wegen daar beter geschikt voor zijn is inmiddels bevestigd door diverse onderzoeken.
Zowel de evaluatieonderzoeken vanuit het ministerie als onafhankelijk wetenschappelijk en veldonderzoek komen tot dezelfde conclusie.
De enige echte meerwaarde lijkt eruit te bestaan dat kinderen die onder behandeling van de jeugdzorg staan niet van de radar verdwijnen bij verhuizing naar een andere regio. Maar daar zou een andere oplossing voor gevonden kunnen worden dan de tijd en geld verslindende rompslomp van een ICT systeem wat vooral veel administratieve rompslomp meebrengt zonder dat het oplevert dat kinderen beter geholpen worden of problemen eerder gesignaleerd.
Zie voor meer informatie:
3-11-2015 Proefschrift ‘Wrong tool for the job’- Inge Lecluijze http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Main1/SiteWide/SiteWide4/VerwijsindexRisicojongerenGeenSucces1.htm
5-11-2015 De Corespondent ‘Hoe twee uitzonderlijke moordzaken van ieder kind een risicokind hebben gemaakt ‘-Anne Schepers
9-11-2015 Vrijbit: Verwijsindex Jongeren als zoveelste mislukte overheids ICT systeem beoordeeld - maar in plaats van afgeschaft uitgebreid naar Verwijsindex Risico Jongeren en Gezinnen- zie dossier Registratie